Deze getuigenissen en beelden werden verzameld in het kader van het mondeling geschiedenisproject rond generatiebedrijven.
Foto 1: Het eerste huidige bedrijfsgebouw van de firma Decoopman (Decof bvba) aan de Noordkaai 34 te Izegem
Foto 2: Evolutie van merknaam "De Valk" naar het actuele premium kwaliteitslabel "Falcon Brush"
Foto 3: Het tweede huidige bedrijfsgebouw van de firma Decoopman (Decof bvba) aan de Noordkaai 34 te Izegem
Foto 4: Verschillende soorten borstels
Foto 5 en 6: de stand van Decof op het salon van Brussel in 1956 (collectie Eperon d'Or)
Elke borstel bestaat al altijd uit twee delen. Bij de oprichting van het bedrijf A. Decoopman-Vandeginste & Zonen was dat de houten montuur en de vezels. Oorspronkelijk waren er in Izegem bedrijven die niets anders deden dan die houten monturen maken voor de talrijke borstelfabrieken uit de regio. Ook A. Decoopman-Vandeginste & Zonen kocht oorspronkelijk die houten daar aan. Vanaf de jaren 1938 begonnen ze echter zelf die houten monturen te maken (bomen kwamen aan in de zagerij en werden verwerkt tot houten monturen en nadien werden de vezels erin geplaatst) waardoor de volledige productie in handen van het bedrijf kwam. In die periode werkten er wel een dertigtal werknemers in het bedrijf want het aanmaken van die houten was een arbeidsintensief proces. Na verloop van tijd werd het een probleem om die houten monturen zelf aan te maken, omdat de arbeidskost te duur werd. Vanaf de jaren 1980 begon het bedrijf dan ook het hout in ruwe vorm aan te kopen in Polen (waar de arbeidskost lager was) en werden die dan verder hier afgewerkt. En de logische evolutie was dan uiteindelijk dat de houten moluren helemaal pasklaar afgewerkt werden in voornamelijk Oekraïne, Roemenië en Polen. Het bedrijf beschikt op vandaag wel nog steeds over een eigen afdeling zagerij omdat ze nog altijd zelf een aantal houten aanmaken. Bijvoorbeeld, zo kwam er een klant met de vraag om een goeie, praktische borstel te maken voor de reiniging van pizza-ovens. En dan maakt het bedrijf een eerste proefmodel met een beperkt aantal houten. Als ze dan merken dat het proefmodel aanslaat laten ze de houten dan produceren in de Oostbloklanden.
Vanaf de jaren 1970/1980 heeft het bedrijf ook de sterke opkomst meegemaakt van de plastic- en de pvc materialen voor de montuur. Op dit ogenblik wordt er veel minder gewerkt met houten monturen, die worden enkel nog gebruikt voor de ruwere borstels (straatkeerders, cocobezems, …). Het bedrijf ontwerpt nu de moules en dan zijn er bedrijven die die vormen dan voor hen spuiten en waar zij dan achteraf de vezels in plaatsen. Ze kregen in die jaren ook concurrentie uit lageloonlanden, vooral Sri Lanka, van waar de cocovezel komt, en die cocoborstels aanbieden voor 25 cent. Met deze artikelen wil en kan het bedrijf niet langer concurreren, en daarom hebben ze zich toegelegd op het segment van de industriële toepassingen, vooral hygiënisch materiaal, waarvoor een grote markt is ontstaan (voedingsnijverheid, klinieken, apothekers, beenhouwers, bakkers, …).