Het was een vreemd gevoel, om weer binnen te komen in ons huis, na de oorlog. Onze schuur was kapotgeschoten. Het huis zelf stond er wel nog. Maar de stoof was weg, alle potten en pannen, beelden, gordijnen, ruite, kaders… waren verdwenen. We waren teruggekeerd naar een hol dat in flarden hing, niet naar een huis. Overal waren er ratten. Ze vluchtten die alle kanten uit, maar keerden terug zo gauw het stiller werd. Op de zolder lag er overal stinkend stro, waarop soldaten hadden geslapen. Overal lagen lege vleesdozen, kogelhulzen, lege sigaretten- en sigarendozen. In de hoeken hing een afschuwelijke stank van urine. En dan hadden we nog geluk. Want wij hadden nog iets om in terug te keren. Voor heel wat van onze buren was dat wel even anders...